WLC komt 9 februari naar Nuenen voor de 5e ronde van de KNSB competitie. Leon op bord 2 speelt met wit tegen een oud-studiegenoot. In het verleden hebben wij tientallen partijen tegen elkaar gespeeld en meestal moest ik mijn meerdere erkennen in hem. De partij van vandaag ging gelijk op, al had ik erg veel bedenktijd nodig. Te veel! Desondanks ging ik op zet 9, 10 en 11 de mist in. Het kostte me een pion. Bovendien had ik erg veel moeite om mijn stukken te ontwikkelen. Toen dat dan eindelijk gelukt was maakte ik op zet 17 weer een fout waardoor ik ook nog eens een tempo verloor. Gelukkig greep meteen daarna zwart mis en kon ik de stand gelijk trekken met een zet die zwart totaal niet had zien aankomen. Volgens mijn tegenstander zat er op dat moment, bij goed spel, voor beiden niet meer in dan remise. Met nog maar erg weinig tijd op de klok had ik op save moeten spelen. Had! Mijn laatste zetten wil ik me niet eens herinneren … Sorry!

Joop op bord 3 met zwart. Op de website van WLC staat al een uitvoerig verslag van mijn partij tegen Jasper Krenning. Ik kan alleen nog toevoegen dat ik een slechte partij heb gespeeld waarin ik al snel een stuk achter kwam. Mijn paardoffer op f2 was dan ook een noodgreep en blijkbaar was dit de beste voortzetting van zwart. Echter in het vervolg van de partij heb ik mijn kans niet genomen en verloor al vrij snel!
Rogier (1645) speelde met wit op bord 4 tegen Frank Albers (1889). Net als op bord 5 verscheen de Sicilaan op de 64 velden. Na 14. Tad1 was onderstaande positie bereikt:

Ziet u waarom de zwarte dame het verstandig vond om naar c7 uit te wijken?
Wit staat zeker niet slechter, maar wikkelde af naar een verloren positie. De witte loper kwam uiteindelijk op h6 terecht en kwam buitenspel te staan. De torens en enkele lichte stukken verdwenen van het bord waarna zwarts e-pion zijn opmars naar de onderste rij kon voortzetten.
Daniel speelt op bord 1 met de zwarte stukken tegen een sterke speler met een rating van 1990. Deze speelt het London system d4 Lf4 Pf3 c3 e3 Ld3. Zwart speelt aanvallend zijn ’thorn pawn’ naar h3 a la Leela chess. Deze kan gevaarlijk zijn, maar in het eindspel snel zwak worden en verloren gaan. Vervolgens ging het er spannend aan toe op de damevleugel. In een onbewaakt ogenblik werd de h3 pion vergeten en ging verloren. Ook ging na Da8+ er een stuk verloren, waarna een paar spijtschakkjes geen remise konden brengen. Dat is even slikken: een 0-4 achterstand.
Koos speelt met zwart bord 7. De partij ging in de opening gelijk op, wel met veel meer bewegingsvrijheid voor de tegenstander. Later kwam ik een pion voor te staan in een kritische stelling. Uiteindelijk verloor ik na een mataanval.
John – De tegenstander die ik op bord 6 tegenkwam was Leo IJzendoorn: iemand waar ik vroeger al tegen gespeeld heb. Thuis heb ik gezien dat dat in 1994 was, en die partij won ik met gemak. Nu zijn de tijden veranderd. De opening was de gesloten Siciliaan. Het begin was wat moeizaam, maar rond de 20e zet stond wit comfortabel. De kans die toen ontstond zag ik helaas niet en ik koos een verkeerde voortzetting: weg voordeel. Ik kon geen goed plan bedenken maar verkeerde in de veronderstelling dat er winst voor me in zat. Een remisevoorstel accepteerde ik dus niet. Maar juist toen had ik een aanval op de koningsvleugel kunnen beginnen. Niet gezien. Toen ik ontdekte dat de stand ondertussen 6-0 was geworden besloot ik een gok te wagen, met fatale gevolgen. Hij kon een aanval opzetten waardoor ik een stuk verloor (niet gezien natuurlijk).

Hans – In deze clash der Hansen rokeerde Wit (Hans) kort en Zwart (Hans) lang. Vaak geldt dan wie het eerst komt, het eerst maalt. Beide spelers waren het er over eens, dat Wit beter uit de opening was gekomen. Wit kon zijn pionnen sneller op de damevleugel opspelen dan Zwart de zijne op de koningsvleugel, met als gevolg dat Zwart zijn koning weer in het centrum moest opbergen. Op de 16e zet had Wit een sterke voortzetting op de schoen, maar vond dat hij eerst zijn stelling nog moest ‘verbeteren’. Deze zet is beslist geen ‘Chess Engine Move’, maar ligt erg voor de hand. Zie diagram.

Tegenstander Hans Baijens (1788) heeft zojuist 15…Kc8-d8 gespeeld waarna Wit vervolgde met 16.Pc3. Met 16.b5! had hij (beslissend?) voordeel kunnen bereiken, want na ruil op b5 kunnen zijn stukken zich razendsnel naar de damevleugel verplaatsen, terwijl Zwart eerst zijn loper moet redden. Wit kreeg nog een drietal van dergelijke kansen die alle niet aan hem waren besteed, terwijl Zwart zich nauwkeurig verdedigde en uiteindelijk de stelling gelijk trok. Later, nadat Zwart 33…f5 speelt, vervolgde wit met met 34.exf5? (34.Pa4=) en trok na 34…Dxf5 wit weg. Nu was 35.De1 geboden, maar Wit speelde de grafzet 35.f4?? waarna hij spoedig mat ging. Om Léon’s vraag te beantwoorden: ik heb die nacht slecht geslapen!
De langste partij wordt gespeeld door Robert. Deze mocht op bord 5 plaatsnemen achter de zwarte stukken. Tegenover mij, aanvoerder van de witte strijdkrachten, Piet Koster (1798 – ELO, niet geboortejaar). De Siciliaanse opening werd rustig opgezet. Na 22 zetten waren alle zware stukken al van het bord verdwenen, evenals als enkele paarden en lopers. De strijd ging gelijk op, al was wit in nog in het bezit van het loperpaar en moest ik mij met paard + loper zien te redden. Al vrij vroeg in de partij zag ik een remise opdoemen, onder meer omdat wit niet over een duidelijk winstplan leek te beschikken en ik niet van plan leek om mee te werken aan mijn eigen ondergang. Ik zon dan ook op mogelijkheden om mijn paard tegen wits witveldige loper te ruilen, waardoor de kans op puntendeling (lopers van ongelijke kleur, elk drie pionnen) aanzienlijk vergroot zou worden.
Waarom remise? Ik wilde in geen geval verliezen; mijn opponent wilde heel graag winnen en daarom wees hij mijn remiseaanbod bij zet 49 dan ook van de hand met de woorden ‘Ik wil graag nog even doorspelen.’ Zo gezegd, zo gedaan. Maar na 61. La3 + Kd4 was de volgende stelling ontstaan:

Ik had het plan opgevat om de wits loper naar h7 te lokken, waarna ik mijn loper als poortwachter op f7 zou positioneren. De loper opsluiten, kortom. Dat kon door op zeker moment Pf6 te spelen, maar natuurlijk pas als Lb2 + niet meer mogelijk was. En toen hielp wit mij een handje. Waarom een loper opsluiten als je hem kunt slaan? Er volgde 62. Ld6? Pf6! 63. Lc4 Pe4+ en wint. Dat wil zeggen: wit won een stuk, maar helaas niet de partij.
Inmiddels stond SV Nuenen met 7–0 achter. Ik heb behoorlijk zitten klungelen in een gewonnen eindspel, maar de tijd speelde mij parten, ook had ik enkele zetten niet genoteerd. Ik was bepaald niet zen, nee. Maar één ding stond voor mij als een paal boven water: wat er ook zou gebeuren, SV Nuenen ging NIET met 8-0 verliezen. Dat is wat mij aangaat voor de helft gelukt. Dit resulteert in een jammerlijke einduitslag van 1/2 – 7 1/2. Degradatie lijkt niet meer te voorkomen.